13 maart 2022

Slim verdelen levert geld op!

FiscAlert maart 2022 | jrg 28 nr 3 | p.20-23


fiscaal

Slim verdelen levert geld op!

Fiscaal partners kunnen aftrekposten en vermogen onderling verdelen in hun jaarlijkse aangifte inkomstenbelasting. Wij laten u zien hoe u dat optimaal doet, voor maximaal belastingvoordeel.


Heeft u een fiscaal partner? Dan moet u kiezen hoe u bepaalde posten in de aangifte onderling verdeelt. Niet iedereen realiseert zich dat, maar dit is het belangrijkste aspect van de aangifte, want door een slimme verdeling valt stevig belastingvoordeel te behalen. De praktijk leert dat veel mensen hier veel geld laten liggen (we praten over bedragen die in de honderden euro’s kunnen lopen). De Belastingdienst heeft plannen om de verdeling in de aangifte te automatiseren. In de aangifte over 2021 is dit nog niet geregeld. Ook dit jaar zult u dus zelf de meest gunstigste verdeling moeten zien te vinden.

Samen
Om te beginnen kunnen fiscaal partners altijd het best samen aangifte doen. Doe ook samen aangifte als slechts één van beiden een uitnodiging tot het doen van aangifte heeft gekregen! Dit is nooit (!) nadelig. Sterker nog, het kan behoorlijk voordelig uitpakken. Maar hoe doet u dat? Simpel: u beantwoordt in de online aangifte onder ‘Partner’ de vraag ‘Wilt u samen aangifte doen?’ met ‘ja’. Alléén zó kunt u de meest optimale verdeling goed bepalen!

Wat?
Niet alle inkomsten en aftrekposten mag u vrij verdelen. Alleen de zogenaamde ‘gemeenschappelijke inkomensbestanddelen’ komen voor verdeling in aanmerking. Die term is enigszins verwarrend. Het doet er namelijk niet toe van welke partner deze inkomensbestanddelen zijn. Ook als de aftrekpost, het huis, de BV of het vermogen van één van de partners is (bijvoorbeeld omdat er geen gemeenschap van goederen is), is vrij verdelen toegestaan voor:

■ persoonsgebonden aftrekposten (in de aangifte in te vullen onder ‘uitgaven’)
■ het ‘saldo eigen woning’
■ dividenden uit de eigen BV (box 2)
■ vermogen in box 3

In de online-aangifte ziet u onder ‘Verdelen’ welke van deze elementen op u van toepassing zijn. Probeer verschillende verdelingen uit voor het beste resultaat. Door bij elke nieuwe verdeling te clicken op ‘Belasting berekenen’, ziet u wat het effect is van uw keuze. We zullen genoemd rijtje bespreken zodat u weet waar u op moet letten.

TIP: Kies een verdeling waarbij wat u aan inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen moet betalen (het ‘totaal te betalen’ bedrag, te vinden onder ‘Verdelen’ in de aangifte) zo laag mogelijk is.


■ persoonsgebonden aftrekposten
Persoonsgebonden aftrekposten zijn uitgaven voor zorgkosten, scholingsuitgaven (studie), weekenduitgaven voor gehandicapten, giften, partneralimentatie en het restant persoonsgebonden aftrek (zie daarvoor uw definitieve aanslag over 2020). Als hoofdregel geldt dat degene met het hoogste belastingtarief de aftrekposten voor zijn of haar rekening neemt. Drie dingen waar u specifiek op moet letten:

(1) Het maximale belastingtarief waartegen aftrekposten kunnen worden afgetrokken wordt afgebouwd en bedraagt 43% in 2021. Wie een box 1-inkomen heeft dat lager is dan € 68.507 trekt af tegen een tarief van maximaal 37,1%, maar krijgt daarnaast extra algemene heffingskorting. Voor wie de AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt, is die extra heffingskorting 5,977%. Samen levert dat 43,07% belastingvoordeel op. Aftrek bij de minstverdienende kan bij deze groep deze aangifteperiode voor het eerst dus net iets gunstiger uitpakken dan bij de meestverdienende!

(2) Deel niet klakkeloos alle aftrekposten toe aan de meestverdienende partner als u de AOW-leeftijd heeft bereikt. Op het moment dat diens inkomen door de aftrek in een lagere tarief valt dan het inkomen van de minstverdienende partner, mist u samen belastingvoordeel. Breng een deel van de aftrek terug naar de minstverdienende partner.

(3) AOW’ers betalen over de eerste € 35.129 (€ 35.941 voor wie geboren is vóór 1946) box 1-inkomen een lager tarief. Heeft de meestverdienende partner de AOW-leeftijd al bereikt en de minstverdienende partner nog niet? Dan kan het aantrekkelijker zijn om aftrekposten op te voeren bij de jongste partner, ook al heeft deze het laagste inkomen.

Voorbeeld 1
A (AOW’er) heeft een inkomen van € 42.500. Zijn partner B (AOW’er) heeft een inkomen van € 38.500. Samen hebben ze recht op € 10.000 aftrek. Wordt alles aan A toegedeeld, dan is ruim € 7.000 aftrekbaar tegen 37,1% terwijl de resterende € 3.000 ‘maar’ 19,2%  oplevert. In deze situatie is het gunstiger om € 3.000 aan B toe te delen: nu wordt alles tegen 37,1% afgetrokken.

Kijk in uw aangifte onder ‘Overzicht belasting en premies > Inkomstenbelasting [naam]’. Click rechts op ‘Inkomstenbelasting’, u ziet nu het toptarief. Vergelijk dat met dat van uw partner. Pas de verdeling onder ‘Verdelen’ aan als u daardoor minder belasting betaalt.


■ saldo eigen woning
Het ‘saldo eigen woning’ of SEW is het eigenwoningforfait minus de eigenwoningrente en de eventuele andere aftrekbare kosten. Een negatief SEW (rente en kosten zijn dan hoger dan het eigenwoningforfait) kon je altijd het beste opvoeren bij degene met het hoogste toptarief. Een positief SEW — dan is het eigenwoningforfait hoger dan de aftrek van eigenwoningrente en -kosten — ging naar degene met het laagste toptarief. Zo simpel is het niet meer. Dat komt omdat voor de renteaftrek hetzelfde geldt als hierboven beschreven voor aftrekposten (maximaal aftrekbaar tegen een tarief van 43%) terwijl het eigenwoningforfait nog gewoon tegen maximaal 49,5% belast is. Daarnaast speelt de afbouw van de zogenaamde ‘Hillen-regeling’ een rol waardoor u elk jaar een beetje meer belasting betalen over uw (bijna) afgeloste eigen woning.
Alles bij elkaar genomen is met het ‘blote oog’ niet goed te zien aan wie de SEW (in de aangifte ‘inkomsten eigen woning’ of ‘aftrek eigen woning’ genoemd) het best kan worden toegedeeld. Probeer daarom wat in uw situatie het beste uitpakt door in de online aangifte onder ‘Verdelen’ een aantal verdelingen uit te proberen. Het resultaat ziet u direct.

Voorbeeld 2
Een jong echtpaar betaalt jaarlijks € 9.500 aan hypotheekrente. Het box 1-inkomen van de man is € 120.000, het box 1-inkomen van de vrouw is € 45.000. Het eigenwoningforfait is €3.000.

Man (hoogste inkomen) geeft SEW aan:

49,5% over het eigenwoningforfait 1.485
43% van de rente  4.085
Belastingvoordeel 2.600

Vrouw (laagste inkomen) geeft SEW aan:

Het SEW is -/-€ 6.500. De vrouw betaalt minder belasting (37,1%), maar krijgt extra heffingskorting. Het belastingvoordeel bedraagt in dit geval ((37,1% + 5,977%) x 6.500 =) € 2.800. Door de vrouw het SEW voor haar rekening te laten nemen, levert dat (2.800 – 2.600 =) € 200 extra belastingvoordeel op.

TIP: Zie ook het kader ‘Bijzonder: verdeling saldo eigen woning’ in onze Aangiftetips 2021 (FiscAlert februari 2022, jrg 28 nr 2, p.18, online op www.fiscalert.nl ➤ fiscaal).


■ dividenden uit de eigen BV
Dividend uit de eigen BV, of beter gezegd, het ‘inkomen uit aanmerkelijk belang’ (box 2) is belast met een vast tarief van 26,9%. Toch kan het uitmaken aan wie u deze inkomsten toerekent (zie verderop).


■ vermogen in box 3
Omdat de ‘spaartaksbom’ is gebarsten (zie ook p.12-14) is nog niet bekend hoe de belastingheffing in box 3 over 2021 eruit gaat zien. Zolang dat niet duidelijk is, is het vaststellen van een optimale verdeling van box 3-vermogen niet goed mogelijk. Medio april weten we hopelijk iets meer, maar definitieve besluiten liggen er ook dan nog niet. Zodra meer bekend is, zullen we in FiscAlert laten weten hoe u de optimale verdeling voor box 3 kunt bepalen. Overweeg daarom nog even te wachten met het indienen van uw aangifte als u box 3-vermogen heeft. Vraag indien nodig vóór 1 mei uitstel tot 1 september 2022. Zo verlengt u de termijn om de fiscaal meest optimale verdeling van uw vermogen in uw aangifte te bepalen en hoeft u later niet de aangifte opnieuw in te dienen met een aangepaste verdeling.


Heffingskortingen gebruiken
Zoals u kunt zien in het kader ‘De heffingskortingen’ hebben we er best veel. Bij lage inkomens kan het voorkomen dat de heffingskortingen — korting op de te betalen belasting — groter zijn dan wat aan belasting moet worden betaald. Een aantal heffingskortingen kan dan geheel of gedeeltelijk worden verzilverd op basis van het inkomen van de partner, te weten
■ de algemene heffingskorting
Tot 100% uitbetaling van de voor hem of haar geldende algemene heffingskorting als hij of zij geboren is vóór 1963. Wie geboren is in of na 1963 kan maximaal 13,33% van de heffingskorting uitbetaald krijgen op grond van de belasting van de partner.
■ de arbeidskorting en de inkomensafhankelijke combinatiekorting
Uitbetaling tot maximaal 13,33% van de voor hem of haar geldende arbeidskorting en inkomensafhankelijke combinatiekorting.
■ de levensloopverlofkorting
Tot 100% uitbetaling mogelijk van de voor hem of haar geldende levensloopverlofkorting.

De ouderenkorting, de alleenstaande-ouderenkorting, de jonggehandicaptenkorting en korting voor groene beleggingen kunnen niet op grond van het inkomen van de partner worden uitbetaald.

LET OP: Zorg er altijd voor dat u de heffingskortingen zoveel mogelijk zelf benut. Dat scheelt al snel honderden euro’s en in sommige gevallen zelfs meer dan duizend euro!

☞ Kijk in uw aangifte onder ‘Overzicht belasting en premies > Inkomstenbelasting [naam]’. Click rechts op ‘Heffingskortingen’. Ziet u daar ‘Te verrekenen heffingskortingen’ staan? Dan is het inkomen nog te laag om alle heffingskortingen te benutten. Door onder ‘Verdelen’ minder aftrek of meer vermogen of dividend uit de eigen BV aan die partner toe te delen, worden diens heffingskortingen beter benut.


Voorbeeld 3
AOW’er X (fiscaal partner van Y) heeft een inkomen van € 12.000. X heeft recht op € 1.469 algemene heffingskorting en € 1.703 ouderenkorting (samen € 3.172). De berekende belasting over het inkomen is € 2.304, te laag om deze twee heffingskortingen maximaal te kunnen benutten. Nu kunnen X en Y in hun aangifte méér box 2-inkomen en/of vermogen toedelen aan X. Hierdoor wordt de berekende belasting van X hoger en worden de heffingskortingen beter benut. In dit geval bedraagt het voordeel van de extra benutte heffingskorting maximaal (3.172 – 2.304 =) € 868!


Ouderenkorting verhogen
AOW’ers met een persoonlijk verzamelinkomen (inkomen in box 1, 2 en 3 opgeteld) van niet meer dan € 37.970, hebben recht op € 1.703 ‘ouderenkorting’. Bij hogere verzamelinkomens wordt deze heffingskorting geleidelijk afgebouwd met 15% van het persoonlijk verzamelinkomen. De ouderenkorting is nul vanaf € 49.324.

In uw aangifte ziet u onder ‘Overzicht belasting en premies’ hoe hoog uw verzamelinkomen is. Is dat hoger dan € 37.970 (en misschien zelfs hoger dan € 49.324)? Probeer uw inkomen dan zo veel mogelijk onder de € 49.324-grens te krijgen. Schuif onder ‘Verdelen’ box 3- en/of box 2-inkomen naar uw partner. U ziet het resultaat direct.

LET OP: Vaak is het inkomen van de minstverdienende partner te laag om de ouderenkorting te kunnen benutten (dat is bijvoorbeeld het geval als deze partner alléén AOW krijgt). Door aan deze partner meer box 2-inkomen of vermogen toe te delen, stijgt diens verzamelinkomen.


Aanslaggrens
Als u € 48 of minder aan belasting moet betalen, krijgt u in principe geen aanslag. Dit geldt ook als u een voorlopige aanslag ontving waarbij u geld terugkreeg. Het kan dus interessant zijn om van dit principe gebruik te maken door aftrekposten en vermogen onderling zo te verdelen dat de ene partner nèt geen € 49 aan belasting hoeft te betalen.

LET OP: Wat op een voorlopige aanslag betaald is, telt niet mee voor de vraag of wel of geen aanslag opgelegd wordt. Als er een voorlopige aanslag is opgelegd, kan het daarom voorkomen dat u toch een lager bedrag dan € 49 moet bijbetalen. De online aangifte houdt hier rekening mee.


AOW-leeftijd bereikt
Heeft één van de fiscaal partners in 2021 de AOW-leeftijd bereikt, dat jaar alleen een AOW-uitkering gehad èn voorlopige teruggaaf heeft gevraagd in verband met de heffingskortingen? Dan is de teruggaaf mogelijk te hoog geweest, omdat de hoge heffingskorting voor niet-AOW’ers werd uitbetaald, terwijl recht bestond op een gemiddelde van de heffingskorting voor AOW’ers en niet-AOW’ers. In dat geval moet u nog een alternatieve verdeling proberen, want wat in deze situatie te veel is uitgekeerd, hoeft niet te worden terugbetaald als deze partner geen andere inkomsten, aftrekposten of vermogen krijgt toegedeeld. In de online aangifte kunt u checken of deze bijzondere regeling in uw situatie geld oplevert.

Ga in de aangifte naar ‘Verdelen’ en deel alles toe aan de andere partner. Onder ‘Overzicht belasting en premies > Inkomstenbelasting [naam]’ ziet u rechtsonder een i waaruit blijkt dat u het bedrag achter ‘Totaal inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen’ van de kersverse AOW’er (soms een paar honderd euro!) niet hoeft te betalen. Wat overblijft is de berekende teruggaaf/te betalen belasting van de andere partner.

 

DE HEFFINGSKORTINGEN

We laten u per heffingskorting de ins en outs zien zodat u ze zo goed mogelijk kunt benutten. Alle genoemde bedragen en percentages gelden voor het belastingjaar 2021.

■ algemene heffingskorting
- afhankelijk van het box 1-inkomen (de onderlinge verdeling van de inkomsten uit de eigen woning en de aftrekposten kan dus van invloed zijn op de hoogte van de algemene heffingskorting)
- bedraagt € 2.837 — of € 1.469 voor AOW’ers — bij een box 1-inkomen tot en met € 21.043 (daarboven wordt deze heffingskorting afgebouwd, ze is nihil bij een inkomen van € 68.507)
- voor wie geboren is vóór 1963: kan tot 100% worden uitbetaald op basis van de door de partner betaalde belasting
- voor wie in of na 1963 is geboren: kan tot 13,33% worden uitbetaald op basis van de door de partner betaalde belasting (de rest alleen op basis van het eigen verzamelinkomen)

■ arbeidskorting
- afhankelijk van het arbeidsinkomen
- bedraagt maximaal € 4.205 (maximaal € 2.178 voor AOW’ers)
- inkomensafhankelijke opbouw bij arbeidsinkomens tot € 35.652 (daarboven geleidelijke afbouw, de arbeidskorting is € 0 bij een arbeidsinkomen vanaf € 105.736)
- kan tot 13,33% worden uitbetaald op basis van de door de partner betaalde belasting (de rest alleen op basis van het eigen verzamelinkomen)

■ inkomensafhankelijke combinatiekorting
- afhankelijk van het arbeidsinkomen en het recht op zelfstandigenaftrek
- bedraagt maximaal € 2.815 (maximaal € 1.458 voor AOW’ers)
- kan tot 13,33% worden uitbetaald op basis van de door de partner betaalde belasting (de rest alleen op basis van het eigen verzamelinkomen)

■ ouderenkorting
- afhankelijk van het eigen verzamelinkomen (boxen 1, 2 en 3, dus de onderlinge verdeling van inkomsten, aftrekposten en vermogen kan van invloed zijn op de hoogte van de ouderenkorting!)
- maximaal € 1.703 bij een verzamelinkomen van niet méér dan € 37.970, daarboven afbouw naar € 0 (de ouderenkorting is nihil bij een eigen verzamelinkomen vanaf € 49.323)
- kan niet worden uitbetaald op basis van de door de partner betaalde belasting en dus alleen te benutten bij voldoende eigen verzamelinkomen

■ alleenstaande-ouderenkorting
- voor iedereen die recht heeft op alleenstaande-AOW
- niet afhankelijk van de hoogte van het inkomen
- bedraagt € 443 als recht bestaat op een AOW-uitkering voor alleenstaanden
- komt niet in aanmerking voor uitbetaling op basis van de door een eventuele fiscaal partner betaalde belasting en dus alleen te benutten bij voldoende eigen verzamelinkomen

■ jonggehandicaptenkorting
- niet afhankelijk van de hoogte van het inkomen
- bedraagt € 761 voor iedereen die valt onder de Wajong
- komt niet in aanmerking voor uitbetaling op basis van de door de partner betaalde belasting en dus alleen te benutten bij voldoende eigen inkomen in box 1, 2 en/of 3

■ levensloopverlofkorting
- bedraagt € 223 per jaar van deelname (er geldt een lager bedrag als u de AOW-leeftijd bereikte) en is nooit hoger dan het bedrag van uw levensloopuitkering
- alléén voor deelnamejaren tot en met 2011
- kan volledig worden uitbetaald op basis van de door de fiscaal partner betaalde belasting

■ korting groene beleggingen
- afhankelijk van de waarde van de groene beleggingen
- bedraagt 0,7% van het in box 3 vrijgestelde bedrag (maximale vrijstelling € 60.429, € 120.858 voor partners).
- wordt automatisch in dezelfde verhouding verdeeld als die van het overige box 3-vermogen
- alléén op basis van het eigen verzamelinkomen, dus een iets andere verdeling van het box 3-vermogen kan verschil maken

 

LOOP ALTIJD ALLE GENOEMDE PUNTEN DOOR. HET BEPALEN VAN DE OPTIMALE VERDELING IS VAAK EVEN PUZZELEN, MAAR MET ONZE AANWIJZINGEN EN ONS STAPPENPLAN OP WWW.FISCALERT.NL ➤ DOWNLOADS IS DE PUZZEL IN IEDER GEVAL SNELLER GELEGD.